Kennis en inspiratie
Groen lexicon
Word je overdonderd door de hoeveelheid woorden en begrippen rondom klimaatverandering, duurzaamheid en vergroening? Het groene lexicon geeft houvast.
Antropoceen – tijdperk waarin de activiteiten van mensen invloed gaan hebben op de aarde en het klimaat. De term is bedacht door de Nederlandse meteoroloog en Nobelprijswinnaar Paul Crutzen. Volgens Crutzen valt de start van het antropoceen samen met de uitvinding van de stoommachine in 1784.
Het akkoord van Parijs – is een onderdeel van het Klimaatverdrag, een internationaal verdrag dat is afgesloten om de opwarming van de aarde te beteugelen.
Biogondiër – iemand die biologische producten koopt en daarmee lekkere, bourgondische maaltijden maakt.
Bioplastic – plastic dat gemaakt is uit natuurlijke grondstoffen, zoals zetmeel, en daardoor geheel biologisch afbreekbaar is.
Broeikaseffect – effect dat zorgt voor opwarming van de aarde als gevolg van de uitstoot (ook: emissie) van broeikasgassen; temperatuurstijging op aarde als gevolg van broeikasgassen.
Biobased materialen – Grondstoffen uit de natuur die kunnen worden hergebruikt. Onderdeel van de circulaire samenleving is dat de aarde niet meer uitgeput wordt en dat er dus herbruikbare grondstoffen gebruikt dienen te worden.
Biobrandstof – Verzamelnaam voor brandstoffen die zijn gemaakt uit plantaardig materiaal of afval. Er zijn verschillende soorten biobrandstoffen, bijvoorbeeld biodiesel, bio-ethanol en biogas.
Biodiversiteit – De verscheidenheid aan plant- en diersoorten in de wereld.
Broeikasgas – Enkele gassen leveren een belangrijke bijdrage aan het broeikaseffect (dit is het (overmatig) vasthouden van zonnewarmte rond de aarde). De belangrijkste broeikasgassen zijn koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4 ), stikstofoxide/lachgas (N2 O) en de fuorverbindingen HFK, PFK en SF6.
CO2-neutraal – Als iets CO2-neutraal wordt geproduceerd, wordt er evenveel koolstofdioxide gebruikt als uitgestoten. Dus niet meer broeikasgassen uit stoten dan dat er opgenomen worden.
CO2-compensatie – Als er meer CO2 wordt uitgestoten dan er wordt opgenomen, kun je dit compenseren door bijvoorbeeld het planten van bomen.
Ecosysteem – Een ecosysteem bestaat uit een samenleving van organismen binnen een bepaalde leefomgeving en de uitwisseling van materie en energie tussen de organismen en tussen het leven en de niet-levende omgeving: bodem, water en lucht.
Ecorexia – Het hebben van een obsessie voor duurzaam leven. Mensen met ecorexia slaan zo ver door in hun groene levensstijl dat ze er ongelukkig van worden.
Ecotoerisme – Een kleinschalige vorm van toerisme naar natuurgebieden, zonder dat er door de toerist aan de natuur schade wordt toegebracht en waarbij de toerist aandacht heeft voor de lokale gebruiken en cultuur van de bezochte plaats.
Energietransitie – De grootschalige overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen (zoals olie, aardgas en steenkolen) naar het gebruik van schone en duurzame energiebronnen (zoals zonne-energie en waterkracht); overgang van fossiele naar duurzame energie.
Greenwashing – Het milieuvriendelijker of maatschappelijk verantwoorder voordoen of presenteren van zaken (bijvoorbeeld producten of bedrijven) dan die in werkelijkheid zijn.
Groene energie – De energie die op een relatief milieuvriendelijke manier wordt opgewekt. Groene stroom is een vorm van groene energie, die weer bestaat uit verschillende varianten met ieder een eigen kleur: witte stroom is stroom die wordt opgewekt door waterkracht; gele stroom wordt opgewekt uit urine en blauwe stroom wordt opgewekt door het vermengen van zoet en zout water.
Grijs water – Licht verontreinigd afvalwater afkomstig van bad, douche, wastafel en eventueel wasmachine. Dit water is verontreinigd met zeepresten, waardoor het na enige tijd grijs van kleur wordt, in tegenstelling tot zwart water. Wist je dat grijs water (lokaal) kan worden gezuiverd en het dan kan worden gebruikt voor toiletspoeling, schoonmaakwerkzaamheden en het besproeien van de tuin?
Klimaatadaptatie – Het aanpassen (van de leefomgeving) aan de verandering van het klimaat, bijvoorbeeld door het ophogen en versterken van dijken en het uitbreiden van wateropslag in stedelijke gebieden.
Klimaatontkenner – Dit is iemand die klimaatverandering, en dan met name temperatuurstijging, door toedoen van de mens ontkent. Een klimaatontkenner wordt ook wel klimaatnegationist genoemd.
Klimaatspijbelaar – Een leerling die spijbelt om aandacht te vragen voor het klimaatprobleem, en door middel van protestacties de regering aanspoort om snel meer en betere maatregelen te nemen om klimaatverandering af te remmen. Dit is zoals Greta Thunberg startte.
Klimaatvluchteling – Dit is iemand die om klimaatredenen een land ontvlucht. Bijvoorbeeld door droogte, kou, zeespiegelstijging of extreme weersomstandigheden.
Microplastics – Dit zijn stukjes plastic kleiner dan vijf millimeter. Plastic dat in het milieu terechtkomt verteert niet maar breekt zeer langzaam af in microplastics. Die kleine stukjes plastic kunnen in de voedselketen terechtkomen, onder andere omdat ze gegeten worden door vissen. In de cosmetica-industrie komen ook microplastics voor, microbeads genoemd
Milieuzone – Een gebied in een (binnen)stad waar de toegang beperkt is voor voertuigen die te veel fijnstof en stikstofoxiden uitstoten, zoals oude vrachtwagens en dieselauto’s. De zones worden door gemeenten ingesteld om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Olifantengras – Een grassoort dat tot vier meter hoog kan worden en veel CO2 opneemt uit de lucht. Geoogst is het gras ook een goede grondstof voor bijvoorbeeld bioplastic en papier.
Plandelen – Tijdens het wandelen (plastic) zwerfafval opruimen.
Plasticdieet – Een dieet om het gebruik van (wegwerp)plastic te verminderen. Sinds 3 juli 2021 is er een verbod op de verkoop van bepaalde plastic wegwerpproducten. Het gaat om plastic bordjes, bestek, roerstaafjes, rietjes, wattenstaafjes en ballonstokjes.
Plasticsoep – Een grote hoeveelheid afval van plastic en kunststof die in zee ronddrijft en zeer langzaam in kleine stukjes afbreekt die niet verteren, maar zich op plaatsen waar zeestromen bijeenkomen verzamelen, en op die manier een gevaar opleveren voor de plaatselijke fauna en voor de scheepvaart.
Vliegschaamte – De schaamte die iemand ervaart als hij, zij, hen gebruikmaakt van het vliegtuig of andere vervuilende manieren van reizen, terwijl er minder milieubelastende alternatieven zijn om zich te verplaatsen, zoals de trein.
Waterstof – Een zeer brandbaar gas dat vrijkomt door elektriciteit door water te voeren (elektrolyse); waterstof in de vorm van gas. Bij de verbranding van het gas komt alleen water vrij en bijvoorbeeld geen CO2, wat het een aantrekkelijk en schoon alternatief maakt voor aardgas. Groene waterstof wordt gemaakt met bijvoorbeeld wind- of zonne-energie.
Zero waste – De levensstijl waarbij iemand ernaar streeft om geen of zo min mogelijk afval te produceren, om op die manier bij te dragen aan een beter milieu.
Zwerfkapje – Een mondkapje dat na gebruik op straat belandt als zwerfvuil.